donderdag 23 juli 2015

Beestenboel


Eén van de dingen waar ik hier nog steeds het meest van geniet is het feit dat we voortdurend omringd zijn door dieren. We zien en vooral horen ze altijd en overal.

De nachtaapjes die over ons dak rennen. De kinkajou die op de electriciteitskabel balanceert. De oneindige variatie aan kleurrijke en muzikale vogels. De vlinders die voorbij fladderen. De miniscule pijlgifkikkertjes (niet groter dan een pinktopje) die je bijna nooit ziet maar wiens specifieke geluid je constant hoort. De pelikanen die met hun grote flappoten wat onhandig op een rotsblok zitten. De dolfijnen die we in de verte in de baai zien springen. Het groepje zwarte gieren dat ons vanuit de nabije palmboom wat sinister gadeslaat. Ik kan er geen genoeg van krijgen.


Maar als je in een jungle woont, ontkom je er niet aan dat er niet alleen een rijke fauna buiten je huis is, maar ook binnen. 
Zo had zich ooit een kleine schorpioen in mijn korte broek verschanst, die er gelukkig uitviel toen ik 's morgens de broek wilde aantrekken. En hebben we regelmatig de meest vreemdsoortige kruipende en/of vliegende insecten op bezoek. Een sprinkhaan in de vorm van een blad. Een tor met grote grijpkaken. 


Of 's nachts een verdwaalde vleermuis in de slaapkamer. De mieren die ze hier Cleaning Ants noemen en die af en toe met een leger van duizenden door je hele huis trekken en alles opruimen wat ze tegenkomen. En vorige week stond ik in de badkamer mijn tanden te poetsen toen ik vanuit mijn ooghoek achter het prullebakje een schoenveter zag bewegen... Bij nadere inspectie heeft het weliswaar de kleur en het patroon van een stevige bergschoenveter maar blijkt het een dunne, maar wel heel lange, slang te zijn.

Over het algemeen zetten we de ongenode huisgasten met zachte dwang weer buiten de deur. (Met uitzondering van de cleaning ants want dat leger is absoluut niet te stoppen. Bovendien vertrekken die na een uurtje of twee altijd weer uit zichzelf en is daarna je huis weer helemaal schoon.)


Het moge duidelijk zijn, als je in de jungle woont, moet je geen doetje zijn en na zes jaar kunnen we wel stellen dat we er weinig problemen mee hebben.

Toch heeft Rob het afgelopen jaar een gekkofobie ontwikkeld. In zijn geval betekent de fobie niet dat hij bang is voor gekko's. Integendeel. Gekko's zijn ontzettend leuke beestjes.
Het probleem met deze hagedisjes is dat ze niet bijster slim noch snel zijn. Ze kunnen minutenlang op een mot zitten azen en dan nog op twee haren na mishappen. En de gekko's zitten overal: op de muren, tegen het plafond én op de vloer. Daarbij komt dat Rob in huis altijd op blote voeten loopt.
Tel al die aspecten bij elkaar op en je hebt een gekkofobie: Rob is bang om op een gekko te stappen. Dat is hem namelijk in een onbewaakt ogenblik een keer gebeurd en de herinnering aan hoe hij, ongewild, het diertje als een gummi-beertje heeft geplet, doet hem gruwelen.


De symptomen van zijn fobie uiten zich als volgt: als hij van de bank of tafel opstaat, scant hij eerst de vloer en begint dan met zijn voet op de vloer te tikken in de richting van iedere gekko die zich binnen een straal van twee meter bevindt, om zo de komst van zijn grote blote voeten aan te kondigen. Tja, zoals vaker bij fobieën ziet het gedrag er voor de buitenstaander een beetje vreemd uit maar als je het verhaal erachter hoort, is het wel begrijpelijk.
Helaas, over de genezing van een dergelijke fobie is nog niets bekend...